Er was eens (diel ien)

Zoals alle vertelselkes (sprookjes) beginne, kan ik het verhaaltje van ‘Maain Faboert’ zoe oek late beginne.

We gaan terug tot het Jaar des Heeren 1212. Ge moet u het gebied als volgt voorstellen…… kruipt mee in de teletijdscapsule….. floeps en we zijn er.

We parkère ongs , waar dat nu Park Spoor Noord is ongeveer aan de Kleinen Trap, de Tsjintsjopstroat (Sint Jobstraat). Allez, het is te hopen dat we op nen dijk zijn geland want anders is de kans heel groot dat we natte voeten hebben bij het uitstappen. We komen terecht in de moerassige delta van ’t Schaain (de Schijn). Da is een bijrivier van ‘t Scheld. Dus, is dat daar vreet vochtig en moerassig zodanig dat de mengse daor meerdere dijken vanuit ‘t Stad hebben aangelegd om zich toch wat met droge voeten te kunne verplaatsen. Maar ze konden niet heel de rivier omdijken en as ze naar Maareksoem (Merksem)(eerste vermelding van dit dorp in 1246, moesten gaan, en verder naar Breda, diende ze ne overzetboot te gebruiken. De Paters van de abdij van Villers hadden dat natuurlijk weeral goed bezien. Die veerpont bracht wat centen op! Die ‘ferrieboeit’ (ferryboot) zongder moteur, kost ge nemen in het  gehucht genaamd ‘Geerbodigem’. Mor de mengse, die maken de namen toch altijd graag korter noemden dat dan ook Bodigem of Bodegem.

Oem het ontstaon van die naam van da gehucht te kenne, moete we nog veel vruger inden geschiedenis gaan. In den taaid van de Fraanke (Franken)! Voor een stuk grond werd nog gevochten en er zou een Frankische veldheer Geerbodig  (of Heer Bodig kan oek) hebben geheten in die omgeving hebben gestreden en gewonnen! En die mocht zijne naam gebruiken oem da aan een nederzetting te geven! Zoo kontent waren ze van hem! Ze hebben er dan nen ‘hem’ achter gezet en voila, twas G(h)eerbodighem!

Om de stad te verlaten naar ‘Merxem’ (Merksem) moest ge door de ‘Roei Poert’(‘Rode Poort). Het eerste exemplaar werd gebouwd in 1313, bij de vierde  stadsuitbreiding (1315-1410).  Twas nen hoege monumentale wachttore, on de hoidige Tunnelplaats. Er zijn verschillende gissingen naar de oorsprong van de naam van de poort. Een eerste mogelijkheid zou te verklaren zijn als ‘het roden’ of ‘rooien’ van bomen of een bos die het gebied geschikt zouden hebben gemaakt voor akker-, wegenbouw en in die tijd belangrijk: dijkenaanleg. Ander mogelijke oorsprong van de naam zou kunnen zijn de ‘rooden dyck’ buiten de poort en den ‘rooden steenwech’, later de Oudesteenweg. Maar zelf  heb ik bij mijn opzoekingswerk op een oude kaart gezien dat men de poort de ‘hooj poort’ noemde (kaart uit Felixarchief anno 1604 door ne laantmeeter (landmeter)). En later zouden ze er dan een -R- van de -H- hebben gemaakt! Ja ja, ge komt wat tegen bij het napluizen van alles en nog wat! Bij de bouw van de Spaanse Omwalling werd in 1550 een tweede poort gebouwd in Renaissancestijl. De ‘Poyertoren’ genoemd. Die zal hebben gestaan aan de Paardenmarkt. De torenpoort werd afgebroken in 1818, de andere poort in 1865. Ze werd ook de Bergpoort genoemd omdat ze toegang gaf tot de weg naar Bergen-Op-Zoom. Ja, ineens wat bijkomende info, anders vergeten we da straks misschien!

Dus wie uit de stad kwam vanuit de Roei Poert (Rode Poort) stapte of reed over de opgehoogde wandeldijken. Er zal waarschijnlijk ook wel met karren over die verhogingen zijn kunnen gereden geworden. Dus vanaf de Roei Poort (Paardenmarkt) liep dat traject over de opgehoogde ‘Dijck van den Dam’, nu is dat in de buurt van de Lange Dijkstraat. Die dijk kruiste dan verder ’t Schijn aan de huidige Joossensgang-Bredastraat, voor de zuidelijke tak van de rivier ’t Schaain (De Schijn), en liep vervolgens verder over de huidige Bredastraat en Merksemsestraat waar de noordelijke tak van het water werd gekruist. Er was ook een veel kortere voetweg naar Maareksoem (Merksem). Die liep langs de huidige Drij Snellenstraat, maar die weg was ‘des winters’ niet te bestappen wegens het té hoge waterpeil!

Zoals met alles kwam in die periode daar ook den ‘modernen tijd’ zijne kop opsteken. Voor in dienen tijd toch. Want alles moest wa rapper vooruitgaan en zo’n overzetgedoe; dat duurde te lang! Dus terug ons masjien in (teletijdscapsule) om dan te belanden rond 1320.

Toen werden de veerponten van de Paterkes vervangen door bruggen. En zo werden die bruggen in de volksmond ‘Dam-bruggen’ genoemd. Ge ziet voor alles is er nen uitleg. Dus Dambrugge werd een feit, Geerbodighem ofte Bodighem verdween als naam. Het was een pachtgrond van Merxem tot het in 1871 (zo laat dus!) werd geannexeerd door de Stad Antwerpen.

Maar, we mogen niet vooruitlopen. Ook rond dien tijd, 1320, werden de dijken gekasseid ofte verhard en zo ook de weg leidend naar het nieuwe ‘Dambrugge’ (de weg ten Damme), buiten het Klapdorp, dus tegen ‘t Stad, die kronkelend omheen het Schijnbroek liep en dit gebroekte op het gunstigste punt moest dwarsen als dijkweg, werd verhard. Alzo stond te lezen in de ’Chroniek van Antwerpen’.

Het is niet dat het daar ineens veel mooier werd, maar de mensen die langs daar moesten gaan of met hun karren daarover reden, zakten dan toch niet weg in het slijk. Pas vele jaren later in 1492, het jaar dat Christoffel Colombus Amerika ontdekte, werden er stenen bruggen over ’t Schijn gebouwd! Dus den houten brol werd ook naar de historie verwezen.

Wij dus terug in onze teletijdscapsule en we maken een sprongetje in den tijd, want ondertussen veranderde er weinig aan heel het gebuurte.

Zo rond 1542 moeste we wel uitzien toen we uit onze teletijdsmachien stapten dat we ongedeerd bleven. Want het zat er bovenarms oep tussen de Habsburgers, niet te verwarren met Hamburgers en ne Franzoos uit Valois!(zouden de zegeltjes daarvan komen? Das voor de oudere lezers) in Frakkegem zoals ze in De Poesje zeggen (Frankrijk) Die Habsburgers kwamen uit het toenmalige Oostenrijk-Hongarije. Ge weet wel waar keizerin Sissi ook afkomstig  van was, maar dat was dan veel later!

In 1542 kwamen de Franzoose keuning Franswa den ieste, den Gelderse (da is in Olland) hertog Willem de vefde van Kleef en de keuning van Denemarken Christiaan den darde samen en besloten ze om te gaan batteren (oorlog voeren) tegen de Nederlanden van Karel de vefde. Marja van Hongaraaje had het hier veur tzegge toen!

Op den twelfste juli was het zover! Toen verscheen de Van Rossum ten toniele! Ge moet wete dat die Maarten nogal, op zijn minst, een bijzonder kwalijke reputatie had! Hij was geen katje, beter gezegd kater, om zonder handschoenen aan te pakken. Die mens was immers een kwink kwijt (geestelijk gestoord) en die deinsde er niet voor terug om veldslagen te winnen met alle trukke van de foer (slinkse manieren te gebruiken)! De mengse hadden schrik van hem! Hij draaide er immers zijn hand nie voor om, om heel hardhandig toe te slaoge. Te  plunderen en heler dorpen en steden plat te braande. Den Duvel zelve was hij! Zijn motto was: ‘Blaken en branden is het sieraad van den oorlog!’ Dus die kreeg de opdracht om via de Maas, Vlaanderen binnen te trekken en zo naar Gent te gaan om die stad in te nemen. Maar hij moest eerst de steden Leuven en Lier passeren, maar daar ving hij al  bakzeil! (hij slaagde niet in zijn opzet)

Toen dat hij naar Antwerpen trok vluchtten er nen hoop boeren voor hem. Die kwamen uit ’s-Hertogenbosch en hadden dus al aan den lijve ondervonden waartoe dat meniereke allemaal in staat was! Er was natuurlijk paniek en ongs Marja (Van Hongarije) liet aan haar bruur (broer) weten dat ze niet voorbereid was op nen oorlog! En Antwaarepe moest zijn plan maar trekken!

Er werden nogal wat voorbereidingen gedaan aan den veldslag: klokken mochten niet meer luiden en de straten werden ’s nachts verlicht! Das wat aanders dan een paar eeuwen later wanneer er geen sprietje licht mocht te zien zijn bij nachtelijke luchtaanvallen. Er werd zelfs overwogen om de stad onder water te zetten, maar dat hebben ze dan toch maar niet gedaan. Maar er werden wel huizen afgebroken die buiten de stadsmuren stonden, zodat ‘den vijand’ zich daar niet in kon verschansen! Uitgeweken inwoners van het hertogdom Gelre ontvluchten de stad, omdat ze bang waren dat zij de schuld van den inval zouden krijgen! Den Maarten kwam oek van daar!

De middeleeuwse omwallingen waren zwak, zeker tussen de Rooi Poort (Rode Poort) en de Kipdorppoort! De Stad Breda werd om hulp gevraagd! Ze stuurden troepen maar die werden door Lepe Maarten in een hinderlaag gelokt op 24 juli! Ja ja, da was gene simpele! Bij de aanval werden er nog een aanzienlijk aantal huizen, gebouwd langs de stadsmuur, een klooster en het begijnhof door brand volledig vernield!

Van Rossem eiste na twee dagen belegering de overgave van de stad, maar verschoot zich ne floere (erg schrikken) toen hij zag dat buitenlandse kooplieden met hand en tand de stad mee verdedigden! En hij was te weten gekomen, dat er nog nen hoop boeren op weg waren oem een handje te helpen! Tja, van dien boer, geen aaire dacht hij en hij vertrok, maar richt in zijn terugtocht grote schade aan in de dorpen Dambrugge, Merksem, Deurne, Borgerhout en Berchem. De Antwerpenaars van hun kant waren verplicht de Sint-Willibrordskerk plat te bombarderen, waar Van Rossums voorhoede had post gevat, alsook alle windmolens en lusthoven te vernielen in de buurt, die eventueel als uitkijkpost van de vijand hadden kunnen dienen.

In de geschiedenis van de bebouwing en het uitzicht van de Vrijheid van Antwerpen was de aanval van Maarten van Rossem in 1542 van groot belang. De Antwerpse stadsmagistraat liet, ter verdediging van de stad, alle gebouwen in de omgeving slopen.

Na de bouw van de Spaanse vesten (1542 e.v.) mochten, om militaire redenen, geen gebouwen opgericht worden noch bomen of hagen geplant en grachten gegraven binnen de afstand van 2500 voet (717 m); in de negentiende eeuw besloeg deze bufferzone een straal van 585 m vanaf de wallen. Ten dienste van de hovingen mochten binnen een afstand van 1000 voet (287 m) alleen nog kleine bouwsels opgetrokken worden en fruitbomen geplant. Op deze manier konden alleen ‘Terzieken’ en de ‘Sint-Willibrordskerk’ (meer oostwaarts heropgericht) blijven bestaan na de kaalslag van 1542. Buiten deze militaire bufferzone verrezen de luxueuze hoven van plaisantie van de Antwerpse burgerij.

En wat er met Lepe Maarten is gebeurd? Ge kunt het ni geloven! Een jaar later (1543) had zijne werkgever den Hertog van Gelre geen centen meer om een leger op de been te houden! Dus ‘Zwarte Maarten’ zo noemden ze hem ook, viel dus zonder werk! Niet voor lang want hij is dan maar gaan ‘werken’, lees: oorlog voeren, voor de Charrel de vefde (Karel V) zijne vroegere vijand! Da noemen ze nu is ne ‘kazakkendraaier’! De Charrel was ook zo content van hem dat Maarten Van Rossum zelfs belangrijke posten kreeg. In 1553 werd hem het stadhouderschap van de provincie Luxemburg gegund! Lang heeft hij daar echter ni van kunnen genieten want in 1555 kreeg hij de Pest en is overleden in Antwerpen. Tot zover het verhaal van de man die Antwerpens omgeving voor eeuwenlang veranderde!

einde diel ien.





Plaats een reactie